Als u hartfalen heeft, pompt uw hart niet goed. Daardoor komt er te weinig bloed bij de organen en weefsels, en krijgen ze te weinig zuurstof. Doordat uw hart niet goed pompt, houden de organen en weefsels ook vocht vast. Hierdoor kunt u last hebben van vermoeidheid, kortademigheid en opgezette benen en enkels.

Bij leverfalen werkt uw lever niet meer goed. Dat komt doordat de levercellen zijn beschadigd. Daardoor kan de lever de gifstoffen niet goed meer uit uw bloed verwijderen. Als u te veel gifstoffen in uw bloed heeft, kan dat de hersenen en de andere organen aantasten.

Hart- en/of leverfalen en voeding
Als u hartfalen heeft, kan uw arts of diëtist u adviseren minder zout en vocht in te nemen. Dat heet een zoutbeperking en een vochtbeperking. 

Als u sondevoeding nodig heeft, kan uw behandelaar kiezen voor een geconcentreerde sondevoeding die weinig vocht levert maar toch alle benodigde voedingselementen bevat.

Meer informatie over sondevoeding, kunt u op onze website www.sondevoedingthuis.nl vinden.